Grootouders die weinig of geen contact hebben met hun minderjarige kleinkinderen vragen zich wel eens af of ze geen omgangsrecht met hun kleinkinderen kunnen afdwingen. Maar hoe zit dat precies?
Wettelijk geregeld
In de wet wordt expliciet aangegeven dat grootouders een recht hebben op persoonlijk contact met hun minderjarige kleinkinderen. Ook andere personen kunnen trouwens zo’n recht op contact hebben als ze aantonen dat ze met het kind een bijzondere affectieve band hebben. Denk daarbij bv. maar aan een tante die voor een deel instond voor de opvoeding van een neef of nichtje.
Er is een uitzondering
Het recht op persoonlijk contact van de grootouders kan worden geweigerd als de uitoefening van het recht ingaat tegen het belang van het kind. De ouder die zich verzet tegen het recht op contact van de grootouder zal moeten bewijzen dat de uitoefening van dit recht strijdig is met het belang van het kind.
Dat bewijs kan bijvoorbeeld geleverd worden als er sprake is van een alcoholproblematiek in hoofde van de grootouder of als bv. de uitoefening van het recht op contact een negatieve impact zou hebben op de psychische ontwikkeling van het kind.
Geen akkoord en dan?
Raken de ouders en de grootouders van de minderjarige kinderen het niet eens over de uitoefening van het recht op contact, dan is het de rechtbank die beslist hoe dat kan worden uitgeoefend. In de praktijk wordt in zulk geval vaak een omgangsrecht gegeven van 1 dag per maand en wat langer (bv. 2 à 3 dagen) in de schoolvakanties.