In een procedure voor de rechtbank (bv. in familie- of arbeidszaken) gebeurt het wel eens dat één van de partijen als bewijsmiddel gebruik wil maken van een getuigenverklaring. Hoe kan je te werk gaan als je dat zelf ook wil doen?
Verklaring in ‘wettelijke ‘vorm
Als je gebruik wil maken van een schriftelijke getuigenverklaring, dan zorg je er maar beter voor dat die voldoet aan de wettelijke voorschriften. De wet zegt nu eenmaal wat er in zo’n verklaring moet staan.
Naast het relaas van de feiten, moet de verklaring ook de naam, voornamen en het adres van de getuige bevatten, net als diens geboorteplaats en –datum alsook zijn beroep. De getuige moet de verklaring bovendien met de hand schrijven en ze dagtekenen en ondertekenen. Aan de getuigenis moet verder een kopie worden toegevoegd van een identiteitsdocument (bv. identiteitskaart) waarop de handtekening van de getuige staat. Op de getuigenis moet bovendien vermeld worden dat de verklaring opgesteld is voor voorlegging aan de rechtbank en dat de getuige weet dat hij straffen riskeert als hij een valse verklaring aflegt.
Laten horen door de rechter
Zelfs als je zo’n schriftelijke getuigenverklaring bijbrengt die voldoet aan de wettelijke voorschriften kan de rechtbank nog altijd beslissen om de getuige te horen. Ze kan dat uit eigen initiatief doen of op verzoek van één van de partijen. Weet overigens dat je ook zonder dat je over een schriftelijke getuigenverklaring beschikt aan de rechtbank zou kunnen vragen getuigen te horen. Het is dan de rechter die beslist daar al dan niet op in te gaan.
Andere verklaring
Het gebeurt maar al te vaak dat schriftelijke getuigenverklaringen die worden voorgelegd niet voldoen aan de wettelijke voorschriften. De kans is dan groter dat de rechtbank de getuigenis gewoon naast zich neerlegt en er geen rekening mee houdt.